In de fietsenkelder

Als ik met de fiets naar school kom, stap ik buiten de schoolpoort van mijn fiets af.

Ik wandel (dus met de fiets aan de hand) naar de fietsenkelder want ik moet steeds voorzichtig zijn voor spelende kinderen.

Mijn fiets plaats ik ordelijk in de fietsenkelder.  Dat betekent … stelselmatig bijschuiven!

Ik heb eerbied voor mijn fiets en die van anderen en zorg dus dat ik geen fiets(en) omstoot.

Als dat soms toch (per ongeluk) gebeurd is, raap ik de fiets(en) op en zet hem (ze) weer ordelijk recht.

Ik zal nooit vrijwillig een fiets vernielen, want ik wil andermans bezit eerbiedigen. Als ik dat toch doe, weet ik dat ik de onkosten van de herstelling zelf moet betalen … en dat wil ik mijn ouders niet aandoen.

Buiten de schoolpoort blijf ik niet met mijn fiets staan om te praten met klasvrienden, want dat verhindert een vlotte doorgang. Ik rijd voorzichtig naar huis.

Voor het oversteken van de weg wacht ik op het teken van de begeleidende leerkracht.

 

Terug